De Bergerhof
Bergerhof, ook de Hoeve op de Berck en Douvenleen genoemd,
groot ongeveer 25 bunder, was een Groot Leen van Huize Valkenburg.
Hier hebben we dus weer te doen met een grote hoeve of
klein kasteel, in de trant van Lammendam en Hohenbusch. Er hebben
dan ook leden van de Middeleeuwse adel gewoond. De Bergerhof
lag op de Bergerhei, ongeveer op de plaats waar nu de Leyffenderhof
ligt. Deze laatste naam is dus niet juist, want de Leyffert is de
kadastrale naam van het gebied rondom “Lammendam”, waarover
later.
De Bergerhof werd verheven:
1385 door Ridder Reyart van Schinvelt.
1537 door Jan van Benserade, schepen der stad Aken, eigenaar der
hoeven Den Struver, Prickenscheidt, Krawinkel enz ..
1548 door zijn zwager en erfgenaam Jonkheer Johan van Schwartsenberg.
1565 door Jonkheer Willem van Schwartsenberg voor zich en zijn
broeder Caspar.
1591 door Jonkheer Maximiliaan van Schwartsenberg als erfgenaam
van zijn oom Willem van Schwartsenberg en daarna door Jonkheer
Twan van Schwartsenberg.
1629 door Tankheer de Merode.
1642 door Jonkheer Johan van Schwartsenberg.
1672 door Jonkheer Adriaan de Groot, Heer van Strucht.
1679 door Jonkheer Theodoor Godschalk van Heisterman.
1690 door Peter Lanckohr.
1696 door Paulus van de Wijer.
1708 door Baron Johan Adolf van Bronsfelt.
1734 door Jan Hennen voor zijn zoon Hendrik Hennen.
In 1662 was dit leengoed ondertussen verkleind, omdat een deel
daarvan voor 1500 pattacons aan Jonkheer Caspar van Berck verkocht
was, door enkele leden van de familie Schwartsenberg, die het leengoed
ook “Schwartsenbergleen” noemen. Dat waren Reyner van
Ageris te Laar-Wiinandsrade, weduwnaar van Anna van Schwartsenberg,
verder Adriaan de Groot en Melchior van Schwartsenberg,
schepen en burgemeester van Aken.
HET LEEN IN DE RUUSCHERBOSCH
Dit leengoed was 32 bunder groot en werd verheven:
1381 door Leiffart. Hiermee is bedoeld de Heer van Leiffart, een
dorpje 5 K.M. ten Oosten van Geilenkirchen. Naar hem is genoemd
in Schinveld de Leiffert, het LeiHender Ven en Leiffartshof of
“Lammendam”, waarover hierna gesproken zal worden.
1396 door Lambert van Wulhoven, Reijnartszoon. Dit is waarschijnlijk
een zoon van Ridder Reijnart van Schinveld.
1537 door Jonkheer Johan van Brempt, als erfgenaam van de adellijke
familie Dobbelsteyn van Doenrade, die dus ook in deze lijst
genoemd had moeten worden.
1570 door Steven van Brempt genaamd Lieck van Doenrade.
1576 voor Anna van Berminghausen, weduwe van Jan van Hanxeler
van de burcht Gangelt, door haar voorganger Hendrik van
Hillensberg.
1586 door Jonkheer Arnold van Brempt te Doenrade.
1640 door Florentius Rotarius.
1692 door Theodoor Godschalk von Heisterman.
1708 door Gillis van Nijvelstein.
Na 1770 was Baron de Negri van Brunssum eigenaar.
Dit leengoed grensde ten Oosten aan de goederen van Prins de Ligne
en ten Zuiden aan die van Baron de Negri.
LEIFFARTSHOF IN DEN BOSCH
Deze hoeve is het welbekende Kasteel van “Lammendam”. Voor de
gedeeltelijk legendarische geschiedenis van dit Kasteel verwijzen wij
naar de Gesch. v. Schinveld no. 41 tot 46. Het Kasteel bezat 40 bunders
akkerland, bos en heide. Het werd verheven:
1396 door Lambert Reijnarts. Dit is dezelfde persoon als Lambert
van Wulhoven, de zoon van Ridder Reynart. De overdracht en
verheffing had plaats ten overstaan van de leenmannen Gerard van
Ryckholt en Johan Bartscherer.
1500 of daaromtrent door Johan Supert.
1534 door Gerard Smeets van Schinveld. Getuigen zijn Willem van
Striithagen stadhouder, .T Jacob van Herck en Hendrik Coex.
1570 door Jonkheer Jan van Hanxler van de burcht Gangelt, nadat
Hendrik van Randerade het leengoed aan hem had afgestaan.
1586 door Jonkheer Willem van Hanxler, zoon van Frans van
Hanxler en Agnes van Bongard.
1622 door Arnold Sturmans. Vanaf deze tijd hebben er geen adellijke
families meer gewoond op Kasteel “Lammendam”. Wij herinneren
er aan dat deze naam niet historisch is, dat hij in die tijd
niet bestond en eerst veel later ten gevolge van een elders ook voorkomende
legende over “de Witte Joffer” (“La Madame blanche” in
het Frans) in omloop is gekomen. De eigenlijke naam was: “Kasteel
Leiffart” of “Hoeve Leiffart”, omdat de familie Leiffart, waarschijnlijk
een adellijke familie, het Kasteel gebouwd had, lang v66r 1396,
1633 door Hein Smeets van Schinveld.
1655 door Antoon Theunissen.
1679 door Arnold Herlens voor zijn zoon Gerard Herlens. In de
tijd tussen deze laatste twee eigenaren is het Kasteel Lammendam
verwoest tengevolge van oorlogshandelin?,en der Fransen. Herlens
heeft dan ook alleen de grond in bezit die bij het Kasteel hoorde,
maar hij woont “op de Hal”. De aardbeving, die in onze streek
plaatshad op 18 sept. 1692 en die veel kastelen deed instorten, kan
de ruïne van Kasteel Lammendam hoogstens nog wat verergerd
hebben.
1719 door Peter J ans, schepen in het Raath.
1758 door Nicolaas Goossens, burgemeester van Schinveld voor zijn
kleinzoon Arnold Wijnand Goossens, zoon van Hendrik Goossens,
kapitein der Schutterij Sint Eligius, wiens zuster Odilia huwde met
Baron van Bronsfelt.
Leiffart” of “Hoeve Leiffart”, omdat de familie Leiffart, waarschijnlijk
een adellijke familie, het Kasteel gebouwd had, lang v66r 1396,
1633 door Hein Smeets van Schinveld.
1655 door Antoon Theunissen.
1679 door Arnold Herlens voor zijn zoon Gerard Herlens. In de
tijd tussen deze laatste twee eigenaren is het Kasteel Lammendam
verwoest ten gevolge van oorlogshandeling,en der Fransen. Herlens
heeft dan ook alleen de grond in bezit die bij het Kasteel hoorde,
maar hij woont “op de Hal”. De aardbeving, die in onze streek
plaatshad op 18 sept. 1692 en die veel kastelen deed instorten, kan
de ruïne van Kasteel Lammendam hoogstens nog wat verergerd
hebben.
1719 door Peter J ans, schepen in het Raath.
1758 door Nicolaas Goossens, burgemeester van Schinveld voor zijn
kleinzoon Arnold Wijnand Goossens, zoon van Hendrik Goossens,
kapitein der Schutterij Sint Eligius, wiens zuster Odilia huwde met
Baron van Bronsfelt.
HENDRIK DAEMEN OF ‘S GROOTEN-LEEN
Dit leengoed omvatte 18 ½ bunder bouwland en had beurtelings ook
nog de namen Andries Vroemen en Geurt Bouts-leen. Als Groot
Leen werd het verheven:
13 81 door Waleram Snavel.
1495 door Hein ’s Grooten.
1540 door Geurtgen ’s Grooten.
1551 door Hendrik Daemen en daarna door Heintje Severijns.
1608 door Dirk Nelis van Schinveld en daarna door Andries Vroemen.
1621 door Geurt Bouts.
1674 door Gijsbert van Neerbeek, Drossard van het Graafschap
Geleen en Amstenrade.
1687 door Gerard Duijckers, eveneens Drossard.
1712 door Gerard Holtbeckers.
1758 door Hendrik Goossens voor zijn minderjarige zoon Frans
Joseph Goossens.
Voordat wij beginnen met het laatste leengoed te Schinveld, nl. “De
Herinck”, eerst nog een paar andere bijzonderheden. Op 23 juli 1629
verkocht Johan Holtbeekers aan Jonkheer Johan van Vos te Brunssum
een weide te Schinveld naast het huis van Jonkheer de Merode
(Heyenhoven) en de Pelgrimsweg en verder een bunder land aan
de Berggraaf naast Jonkheer Schwartsenberg. De koopsom was
30 stuivers de roede. De naam “Pelgrimsweg” bestaat thans in
Schinveld niet meer, doch waarschijnlijk was het de weg langs het
Merkelbeker beekje. De “Vossenberg” aldaar is genoemd naar Jonkheer
Vos.
Op 17 sept. 1661 gaat Jonkheer Hans Willem Vos van Brunssum
een accoord aan met Jonkheer Caspar van Berck, Heer Ter Hallen en
kapitein in dienst der Staten van Holland. De Heer Vos staat aan
kapitein van Berck de korenmolen te Schinveld (“Bovenste Molen”)
af voor 1200 gulden en enige landerijen behorende tot het Hendrik
Daemen-leen.
DE HERINCK
Deze hoeve genaamd Hering of Herinck bezat als Groot Leen van
Valkenburg 25 bunder land en weiden. Zij werd verheven:
1381 door Vrank van de Wijer. Ook behoorde tot dit leengoed
nog een “tiende” (belasting).
1537 door Merten van Doenrade, landvoogd van Millen.
1539 door Herman Schaep, schoonzoon van Merten van Doenrade.
1556 door Johan van Linnich, schoonzoon van Herman Schaep.
1594 door Willem Boyerman, na de dood van diens schoonvader
Sirnon van Heimbach.
1620 door Wijnand van Heimbach en enige tijd later door Jan Maes
Scholtis te Born.
1663 door Jan Dederik Maes.
1672 door Weustenraed scholtis van Hoensbroek.
1702 door Wouter Soons als gevolmachtigde.
1729 door Joseph Corneli in naam van Johan Toussaint.
1731 door Joannes Roemer.
1741 door Matthijs Janssen. De weduwe van Joannes Roemer protesteert
echter bij de schepenbank te Brunssum en zegt dat Janssen
niet op rechtmatige wijze bezitter is geworden van De Herinck.
De hoeve was weliswaar te koop aangeboden op 10 juni 17 41, maar
bij het uitgaan der kaars was de hoeve aan háár gebleven voor
486 gulden en 5 stuivers brabants. De verkoop was geschied krachtens
een decreet van het Souvereine Leenhof van Brabant van 17 40
tot last van Dionysius Toussaint (Bij het eerste bod werd een kaars
aangestoken en diegene werd de koper, die het laatste bod had gedaan
als de kaars uitgebrand was). De weduwe Roemer zegt ook
nog, dat De Herinck toch al bouwvallig was en dat Janssen het huis
nu helemaal laat onderkomen en dat hij de bossen afkapt. Daarom
vraagt zij aan het gerecht, om Janssen uit het huis te zetten.
1751 door Hendrik Wetsels, die in een proces over De Hering verwikkeld
was met freule von Clotz te Strijthagen.
1770 door Alben Joseph von Clotz.
1771 door freule Nanette von Clotz, na de dood van haar broer
Albert.
1791 door Baron Frans Gabriël von Collenbach van Strijthagen,
secretaris van de Staten van het hertogdom Gulik. De baron woont
zelf niet op De Hering, maar heeft een pachter Bertholdus Scholtis,
die na de Franse Revolutie De Hering erft, volgens akte van 20 januari 1786. Diens zoon, Karel Scholtis, verkoopt in 1828 De Hering voor
f 6000 aan Jan Lodewijk Christiaan de Limpens en de zoon van
deze, Ernest de Limpens, vermaakt in 1886 bij testament De Hering
aan de Stichting de Limpens. En deze is tot op heden eigenares gebleven.
Tot slot nog enkele bijzonderheden over De Hering, waarin nog
enkele eigenaren genoemd worden, die in de gegeven lijst niet voorkwamen.
Herman en Wijnant von Heimbach, vader en zoon, verruilden in
1627 met Jonkheer Melchior Collijo, getrouwd met Gertrudis van
Siegen, de Proosdijtiende bij Aken tegen huis, hof en goederen van
De Hering. Jonkheer Collijn behield echter voor zich de “tiende”
van 20 morgen land en de “tiende” van “cappes, olig, moren, reuben
en grasgewas.”
Op 27 sept. 1633 verklaarde Gertrudis van Siegen, weduwe van
Jonkheer Collijn, dat zij verkocht heeft ten voordele van haar kinderen
hare rechten op het huis De Hering te Schinveld, aan Johan
Maes scholtis te Born en Grevenbicht en diens vrouw Anna Coninx.
Ook Bonifatins Collijn, haar oudste zoon, geeft zijn toestemming.
Bij akte van 20 jan. 1786 maakte freule Nanette von Clotz te Strijthagen,
in haar kamer van het onderhuis ziek liggende, haar testament.
Zij laat aan Bartholdus Scholtis een obligatie van 1200 gulden en
tevens haar pachthof De Hering te Schinveld met alles wat er zich
aan of in bevindt en eveneens een beemd te Etzenrade. Getuigen
bij het testament waren Bernard von Cotzhausen en de kolonel
Baron von Sternbach.
Tot besluit gaan we nog even over de grens tussen Schinveld en
Jabeek te Etzenrade. Daar heeft tot aan de Franse Revolutie ± 1800
een grote hoeve gelegen, precies bij de plaats waar enkele jaren geleden
de scherpe bocht in de Etzenraderweg afgerond is. De hoeve
heette “De Tomme”. De bijbehorende landerijen lagen echter
grotendeels op Schinvelds gebied. Vandaar de plaatsaanduiding “Aa
gen Tom”. De hoeve was omgeven met grachten en vijvers en zal
dus wel ’n honderd meter van de weg in de diepte gelegen hebben.
De hoeve, ook weer een soort kasteel, heette oorspronkelijk “Tumba”
en was wel een van de oudste hoeven in onze omgeving.
De oude Romeinse weg van Aken over Heerlen, Schinveld, Tudderen
naar Nijmegen liep niet over Gangelt, maar over Etzenrade.
Gangelt was vanuit Schinveld niet rechtstreeks te bereiken wegens
een diep moeras, waar doorheen eerst honderd jaar geleden een weg
aangelegd is. Keizer Karel de Grote (800) trok dikwijls met groot
gevolg van zijn residentie Aken naar Nijmegen. Hij overnachtte dan
langs de weg op zijn “Koningshoeven”, waarvan er een bij Gangelt
lag, zoals in oude geschiedboeken te vinden is. Dit was de “Tumba”
op de grens van Schinveld en Etzenrade. Die Koningshoeven kregen
van de keizer een lange lijst van zeldzame gewassen en kruiden die
zij voor de keizer moesten kweken en die op de voorbijtocht van de
keizer moesten afgeleverd worden. De “Tomme” was omstreeks
1600 in bezit van Jonkheer Rhoe van Opsinnich en omvatte toen
65 bunder land en beemd. Door verkoop wordt echter de omvang
steeds kleiner. In 1642 was Jonkheer Godfried van Steprade eigenaar,
die kort daarna alles verkoopt aan Jonkheer Godart Vos van
Brunssum voor f 500 per bunder.
Na 1750 worden nog als eigenaars genoemd Baron van Houven,
Baron de Negri en Drossard Gerard Duyckers. De beide dochters
van deze laatste, die ook “Heyenhoven” te Schinveld bezaten, vermaakten
bij testament van 1788 De Tomme aan haar neef Conraad
Duyckers te Venlo. Daarna is in de Franse Tijd de hoeve op een of
andere wijze verwoest en vervolgens zijn de landerijen en beemden
bij gedeelten verkocht.
Amstenrade J. H. W. BOSCH